Filosofie

De hoogste cijfers op de lijst bij mijn bul waren voor filosofie. Filosofie I, filosofie II en een filosofiescriptie waarin een eigen vraagstelling werd uitgewerkt. Daarnaast ontdekte ik Schopenhauer en Nietzsche, die ik allebei erg grappig vond, maar die buiten het curriculum vielen. Van Stirner had ik toen nog nooit gehoord. Al met al kregen we als bèta-studenten heel wat filosofie voor onze kiezen en dan heb ik het niet eens over de wezenlijke metafysische vraagstukken die in de kroeg werden opgelost.

Waarom was ik er zo goed in? Ik hanteerde louter het fileermes in mijn behandeling van al die grote geesten. Een en al negativiteit was het. Blijkbaar werkte dat. De filosofieprofessor zei dat ik heel erg goed kon denken, maar gebood me er rekening mee te houden dat de meeste mensen dat nu eenmaal niet kunnen. Dat laatste kan ik overigens niet vaak genoeg herhalen, al ben ik het er in verschillende opzichten hartgrondig mee oneens. Het is een zwakte van me.

Als antifilosoof haalde ik denkend, afwegend en filerend mijn punten binnen. Onfilosofischer dan ik kon je nauwelijks zijn. Mijn filosofiecijfer was een judasloon.

Toch ben ik blij met die filosofische bagage. Zonder deze had ik dit inzicht nooit verworven. Welk inzicht? Misschien zie ik het helemaal verkeerd en is het bloederige karkas dat ik achterliet juist mijn eigen filosofie. In dat geval zou het de hoogste tijd kunnen zijn om een hoofdwerk te schrijven.