Mucha: de Absintdrinkster

De stijl van Alfons (Alphonse) Mucha was maatgevend voor de decoratieve stijl van de art nouveau, die ondermeer tot uitdrukking komt in de affiches waarop mooie dames zijn gecombineerd met geabstraheerde botanische thema’s, om een product zo aantrekkelijk mogelijk te presenteren.

Opmerkelijk is dat Mucha zelf geen enkel absint-affiche op zijn naam heeft staan, zoals laatst weer eens werd opgemerkt op het forum van heureverte.com

Toch komen we de absint één keer tegen in het werk van Mucha. Een pastel genaamd Absint (1902) toont het verval waartoe ons dierbare aperitief kan leiden. We zijn hier ver verwijderd van de ‘style Mucha’ die we zo goed van deze kunstenaar kennen.

Mucha - Buveuse d'Absinthe

(Gepost op het groenefee-forum op 11-12-2004.)

Snob versus Dandy

Baudelaire plaatst de dandy diametraal tegenover de snob. De snob is een fat die hecht aan uiterlijk vertoon en die zijn best doet geaccepteerd te worden in voorname kringen. Voor de dandy onderstreept een gedistingeerd uiterlijk enkel de aristocratische voortreffelijkheid van zijn eigen onafhankelijke, fijnzinnige en ontoegankelijke geest. Hij is de “werkloze Hercules” die fascineert en ontstelt, zonder ooit zelf uit het lood geslagen te worden.

(Gepost op het groenefee-forum op 14-10-2004. Gebruiker radioflux voegt twee citaten van Oscar Wilde toe: “Dandyism is the assertion of the absolute modernity of Beauty.” en “The only way to atone for being occasionally a little over-dressed is by being always absolutely over-educated.”)

Digestief

Distilleren is hier in Duitsland zowel een wetenschap als een ambacht. Er wordt een overvloed aan goede vakliteratuur uitgebracht en het aanbod aan eau-de-vie (Geiste und Brände), van zeer gewoontjes tot excellent, is schier oneindig. Helaas is alleen een ranzig zoet drankje als Apfelkorn slecht genoeg om wat te doen op de Nederlandse markt.

Branntweinmonopol of niet… De mooiste en leukste producten vind je niet in de winkel. Een uitstekend digestief: Italiaanse espresso, een lokale Himbeergeist en ordinaire Hollandse tabak.

Himbeergeist

Liftster

Aangezien de Nederlandse fiscus me nog steeds stevig bij de keel heeft en af en toe graag wat harder knijpt, heb ik mijn Nijmeegse pied-à-terre hals over kop afgestoten. Zo, dat geeft ten minste een beetje lucht. Vandaag ben ik een paar keer op en neer gereden om de boel leeg te halen. Ik heb daar eigenlijk geen energie meer voor, maar het moet toch gebeuren.

De eerste rit was een tamelijk riskante, met veel breekbaar materiaal zoals laboratoriumglaswerk van de distilleerderij en absintfonteinen. Alles is dusdanig in de BMW geladen dat er weinig mis kan gaan als je rustig rijdt. Dat laatste is de kunst. Een uitdaging.

Aan het eind van de Nijmeegse bebouwde kom zoef ik bij een busthalte voorbij een liftster met een vel papier… “Emmerich”. Ik schat in dat het een alternatief type is dat in Nijmegen iets gezelligs heeft gedaan. Iets met de Marikenloop of zo. Maar waarom dan liften? Een beetje eigentijdse alternatieveling rijdt op z’n minst Toyota Prius.

De eerste gelegenheid om te stoppen is een slordige honderd meter verder, op het fietspad. Een groepje halfbejaarde wielrenners begint hevig te gebaren en fluitsignalen uit te stoten. Gevaar! Er staat een Duitser op het fietspad geparkeerd. Ja, je kunt maar beter doen of het een gewichtige en risicovolle aangelegenheid betreft, wanneer je als oude knar in zo’n strak pakje op de racefiets gaat zitten. Ze kunnen er met gemak langs. Even overweeg ik het fietspad helemaal te blokkeren, maar ik stap uit en loop terug naar de liftster.

Ze ziet er schoon uit, dus ik zeg dat ik naar Kleve ga en vraag of ze tot daar mee wil. Ze begint te ratelen in het Duits, met een Pools accent, en loopt direct met me mee. Ze blijft maar ratelen. Ze komt nu uit Nice (Nizza), Amsterdam, Valkenburg en weet ik veel waar nog meer. Ik versta nog niet de helft.

Het valt me weer eens op dat ik een knullige verhuizer ben. Met het grootste gemak maak ik de bijrijdersstoel vrij en schuif ik deze een stuk naar achteren. Dat had dus veel efficiënter gekund.

We rijden Duitsland in. Ze heeft zo’n beetje alle landen van Europa gezien. Wat zeg ik? Alle steden, provinciesteden, dorpen… Ze kent de hotels en de goten in Krefeld en Amsterdam. Moeilijk onderdak te vinden, moeilijk geld te verdienen. In Frankrijk ging het allemaal net iets makkelijker. Ik zeg haar dat ik half Frans ben. Dat treft.

Mensen die voortdurend doorpraten, schijnbaar zonder de bedoeling een boodschap over te brengen fascineren me nog steeds. Het lijkt wel of er steeds meer van komen. In mijn leven. Hun woorden zijn een soort excrement. Ze vormen een beschermend laagje tegen de wereld. Als je het weghaalt vormen zich pusbuilen die uiteenspatten, zo stel ik me voor. De kunst is om die mensen te laten zwijgen, met een tactische opmerking, of door zelf te zwijgen en ze hard en veelbetekenend aan te staren. Soms gaan ze dan huilen. Dan ben je helemaal de klos en kom je niet meer van ze af.

Ze is schoon en verzorgd. Alleen die rugzak ziet eruit alsof iemand ermee door heel Europa heeft lopen leuren. Ze is niet bepaald oogverblindend mooi, maar toch ook niet echt lelijk. Ietwat grove Slavische trekken. Ergens moet ze wel aantrekkelijk zijn, want ik voel duidelijk wat kriebelen. Ze zendt feromonen uit. Denk je een dagje te gaan verhuizen, is de lucht in de auto ineens geladen met erotische zindering.

Een of andere vorm van psychose, schat ik zo in. Misschien is ze vervuild en uitgemergeld opgevangen in een Nijmeegse kliniek, opgekalefaterd en vervolgens ontsnapt. Ze zegt een boek te schrijven over haar omzwervingen en daarvoor zoekt ze een geldschieter. Maar ik ben arm en wil het sowieso niet lezen. Af en toe murmelt ze wat over psychiatrie. Te kort en te onduidelijk om te begrijpen wat.

Na Kranenburg sla ik af. Ze zegt me dat ik Emmerich heb laten liggen (wat onzin is) en vraagt me waar we naartoe gaan. Naar Kleve dus, zoals ik heb gezegd. Ze lijkt te denken dat ik iets met haar voor heb en dat lijkt haar niet erg te verontrusten.

We rijden door Nütterden. Ik zeg haar dat ik hier woon, maar dat we een stukje verder rijden. Bij de twee herbergen in de dorpskern schiet ze in de lach. “Gästezimmer.” Ze zegt me dat ze geen geld heeft en dus geen gast kan zijn, hoewel ze als vrouw natuurlijk altijd iets met seks kan doen om haar doel te bereiken. Maar de mensen in de kroegen hier waren vaak erg lastig. Lastiger dan in Frankrijk.

Goed, het woord seks is gevallen. Ik heb er wel zin in, maar ik heb ook geen geld. En ik heb nog een programma af te werken. Bovendien voel ik er niet voor om bestolen te worden of om een of andere afgrijselijke ziekte op te lopen. Ik ga er niet op in. Ik wil het in stilte overwegen, desnoods tot Emmerich.

De WDR bericht wat slecht economisch nieuws. Ze zegt dat het hier ook alleen maar slechter wordt. Om een huis te kopen bijvoorbeeld. Nog slechter dan in Engeland.

We zijn Kleve voorbij. Ze is geboeid door al het water en de hangbrug. Dat is de Rijn, zeg ik.

Ze ziet de wegwijzer met Elten. Daar moet ze zijn, Elten. Nou dat is fraai, maar goed, we zijn nu toch aan het rijden, dus gaan we maar naar Elten. Daar stopt haar bus. Ergens heen. Naar Arnhem (dat had korter gekund) of naar Oberhausen.

Wat mijn band met Frankrijk is? Waar we vandaan komen? Ik tik tegen de pluizige ooievaar die aan de achteruitkijkspiegel hangt. Alsace! Ze weet het precies. Colmar en alles, bij Freiburg over de grens. Mooi gebied, fijne mensen.

Ik zet haar af op het dorpsplein bij de kerk. Ze wil me bedanken, maar omdat ze niets heeft kan ze me niets geven. Ik weet wel iets, en zij ook, maar ik betwijfel of dat hygiënisch is en ik zit niet te wachten op meer zorgen. Ze zal bidden voor mij en voor de mensen in de Elzas. Ik wens haar veel succes in Elten. Ze verdwijnt in een dönertent. Om werk te zoeken.