Die letzte Residenz

Met subsidie van de Euregio Rhein-Waal is hier langs de Via Romana (Nijmegen-Xanten) een tweetal nieuwe wandelroutes uitgezet. De namen spreken tot mijn verbeelding: Prinz-Moritz-Weg en Voltaire-Weg. De eerste is genoemd naar de man die zijn stempel drukte op zowel het uiterlijk als de mentaliteit van deze streek, de tweede naar de aimabele denker die hier in Moyland een van de belangrijkste ontmoetingen van zijn leven had (waarover later wellicht meer).

Johan Maurits van Nassau-Siegen trad na diverse studies in dienst van het Nederlandse leger en vocht een tijdje mee tegen de Spanjaarden. Maar niet lang, want hij trok naar Brazilië om daar voor de Hollanders een klein imperium te stichten en te regeren. Een daverend succes werd het niet. Maurits, bijgenaamd “de Braziliaan”, keerde terug naar Europa en werd uiteindelijk stadhouder van Kleef. Ook leefde hij nog een tijdje in Den Haag, waar hij het Mauritshuis liet bouwen. (Dat is dus niet van die andere Maurits.) Zijn hele volwassen leven lang was hij bevriend met Frederik Willem, de Grote Keurvorst van Brandenburg en hertog van Pruisen.

Hij liet Jacob van Campen naar Kleef komen om samen met hem diverse residenties en parken te ontwerpen. Kleef is in de laatste wereldoorlog naar de twintigste eeuw gebombardeerd, maar de parken rond de Tiergarten getuigen nog altijd van die glorierijke tijd. Ze zouden zelfs een voorbeeld zijn geweest voor de tuinen van Versailles. Maurits liet 600 lindebomen uit Holland naar Kleef komen. Dat voorbeeld werd in Berlijn nagevolgd: Unter den Linden.

Hij zou sterven in Berg und Tal bij Kleef, maar voordat het zover was ontwierp hij zijn eigen grafmonument. Desondanks zou hij uiteindelijk worden bijgezet in Siegen.

Op een heiige voorjaarsavond jaag ik de BMW naar de oostzijde van de stad. Het landschap wordt er tegenwoordig “Arcadisch” genoemd. Welnu, bossen, bouwland en parken gaan in elkaar over, op de grens tussen de stuwwallen en de uitgestrekte kleigronden. Zijn wij niet allen in Arcadië geboren?

Tussen de Papenberg en de stad ligt de rechthoekig verkavelde vlakte die “De Galleien” wordt genoemd, een merkwaardige verbastering van “Alleeën”, lanen die Maurits liet aanleggen om doorheen te banjeren, met zicht op de Zwanenburcht.

Aan de voet van die kleine berg vinden we dan zijn lege graf. Het is tamelijk lelijk en vrij, eh, Duits…

De tombe van Johannes Mauritius Nassaviae Princeps Comes Ducatus Clivensis Prinicipatus Minden. De paaltjes zijn inderdaad kanonslopen.

Maurits was een groot man. Hij was een kenner van de klassieke oudheid. Daarbij was hij ruimdenkend en ruimhartig. Hoewel overtuigd calvinist gaf hij het katholicisme in de streek alle ruimte die het nodig had.

In zijn monument verwerkte hij Romeinse opgravingen uit de streek: reliëfs en amforen. Ook hij was slechts een schakel in een lange reeks historische gebeurtenissen die de mensheid (hopelijk) vooruit zouden helpen.

Tijdens de Hollandse Oorlog toonden de Fransen veel respect voor hem. Kleef werd gespaard. Deels dankzij de politiek van Frederik Willem, maar ongetwijfeld ook dankzij de persoon van Maurits van Nassau.

Na zijn dood leed zijn monument onder vernielingen, zeker ook in de Napoleontische tijd, totdat de prefect besloot het in bescherming te nemen. Een gedenksteen voor Maurice de Nassau getuigt ervan.

In het zevende regeringsjaar van Napoleon, 1811, ondertekend door minister Montalivet, baron Ladoucette, prefect Gruat en burgemeester Schacht.

Alles wat je ziet is nep. De Romeinse objecten, de zeventiende-eeuwse gietijzeren kelken, ze zijn ondergebracht in musea en vervangen door reproducties.

Wat echt is, is de geest die er rondhangt. De Romeinse weg, Drusus, Trajanus, Maurits, de pelgrims op weg naar Santiago, de historie die je onder je voeten hebt als je hier staat. Op de paal onder het bord is een sticker geplakt met de gestileerde Sint-Jakobsschelp. We staan hier op een tak van de Camino.

Twee jongemannen van in de twintig verlaten de weg die door Berg und Tal loopt en komen op me af.

“Suchst du Tumba, die letzte Residenz?”
Nou ja, ik sta voor een tombe die één van de groten der aarde voor zichzelf had bedoeld als laatste residentie, maar ik geloof niet dat ik echt wat zoek. Vooral het zo ongebruikelijke “du” verbaast me nogal. Dat zeggen ze hier niet tegen mijmerende heren met een hoed.

“Ah, du weisst überhaupt nicht wovon ich rede!” Nee, op dat moment heb ik geen idee, maar het gaat natuurlijk over een nieuwe rage: geocaching.

(Gepost op het groenefee-forum op 12 april 2008.)

Geef een reactie