Wat ik denk (voor zover ik dat überhaupt nog doe) is dat je ergens voor in je twintiger jaren het scherpst en het helderst van geest bent. Ik denk dat je dan meer dan ooit in staat bent de dingen helder te zien en krachtig te doordenken. Je ziet dat de wereld niet deugt, nooit gedeugd heeft en nooit zal deugen en je begrijpt precies waarom dat zo is. Tevens ben je ontvankelijker voor schoonheid dan je ooit nog zult zijn. De ideële wereld zal nooit meer in die mate je leven bepalen en tevens zal het volle gewicht van de realiteit nooit meer in die mate op je schouders drukken.
Althans, zo ging het bij mij. Het zal wellicht geen algemeen geldende waarheid zijn. Sommige mensen beginnen op hun sterfbed immers pas te zien. Dat lijkt me niks. Ik kan me voorstellen dat ze snakken naar een hiernamaals waarin ze schadeloosgesteld worden.
Wij, Titaantjes, wij hadden de keuze. Nee, ik zou ons inzicht niet kunnen verwoorden, maar we hebben gezien, zoveel is zeker. We hadden de keuze om ofwel uit het leven te stappen, ofwel forse concessies te doen. Een vriend van me koos voor de eerste optie, ik voor de tweede. Ik weet niet welke de beste is. Onze situaties zijn niet te vergelijken — ik besta immers nog.
Concessies doen is niet zo erg als het lijkt. Door jezelf te banaliseren kun je allerlei leuke dingen doen: een distilleerderij oprichten, een BMW kopen, naar de hoeren gaan. Je zou zelfs een gezin kunnen stichten, mocht je daar behoefte aan hebben. Bovendien kun je altijd blijven doen wat de moeite waard is. Miskenning is daarbij het grootste compliment wat je kunt krijgen. Oef! Dat klinkt afgezaagd. Ook als je niets presteert loopt je de kans miskend te worden (al is die kans dan minder groot). Hoe dan ook, het volk zal er altijd naar streven om wat je doet omlaag te halen. Vandaar, doe concessies om wat levensruimte voor jezelf te scheppen. En schijt op de rest.
Sommige mensen verbazen zich erover dat Richard Strauss Tod und Verklärung op vijfentwintigjarige leeftijd componeerde. Het werk schildert in klanken de strijd van het leven, de strijd van de dood en daarbij het overstijgen van dat alles door de scheppend kunstenaar: de transfiguratie.
Mij verbaast het niets dat je zoiets op die leeftijd schrijft. Volgens de vader van de componist was het allemaal meer vorm dan inhoud. Een hoop spektakel. Dat laatste is het zeker, maar het raakt wel degelijk aan de kern van het sterven. En van het leven. Ik ken mensen die nauwelijks naar het werk kunnen luisteren omdat de laatste maten exact dezelfde gevoelens oproepen als de laatste ademtocht van een dierbaar persoon. Dat geldt niet voor mij. Ik blijf toeschouwer…
Wat me meer verbaast is dat een tamelijk kleinburgerlijk componist als Richard Strauss Salome en Elektra heeft voortgebracht, waarin buitensporig perverse thema’s angstwekkend treffend in muziek worden vertaald. De wellustige duisternis van Elektra kan me nog altijd verontrusten. Dat is toch raar. De burgerheer haakt naar een werkelijkheid die buiten zijn eigen wereld ligt en die toch zo dichtbij is, binnen hemzelf. Voortdurend en onafwendbaar.
In 1945 heeft Strauss nog een jaar of vier te leven. Duitsland ligt aan gort, Europa ligt aan gort. Berlijn en München zijn platgebombardeerd. Hij schrijft nog een aantal werken, waaronder de aangrijpende Metamorphosen, 23 solostrijkers rouwend om de verwoesting, het hoboconcert, neoklassiek en melancholiek licht, zijn handtekening onder de eeuwenoude traditie waaruit hij zelf voortkomt, en vooral het uiteindelijke afscheid, de Letzte Lieder. In Im Abendrot citeert hij het transfiguratiemotief uit zijn jeugdwerk, maar ingetogen en onvolledig. Nog altijd rijst wat me aan haar rest te berge als ik het hoor. Dat is denk ik de kunst van het oud worden. Het is zo’n beetje volbracht, afgerond en klaar, maar niet helemaal voltooid. Dat zal het ook nooit zijn en dat hebben we altijd al geweten.