De bus rijdt als een kamer door de nacht. Dat denk ik altijd even als de streekbus ‘s avonds laat voor de laatste keer door de straat aan de andere kant van de akker rijdt. Het is geen al te krachtig beeld, maar het is precies zoals het is. In ieder geval heeft het zich in mijn brein geplant. Niet dat ik er verder veel bij voel.
Het is alles wat ik met Vasalis heb. De aardigere vondsten van de dichteres zijn hooguit rustpunten in een overweldigende stortvloed van sentimentele kitsch. Hoe kunnen mensen dit voor hun plezier lezen? Dat is een foute vraag. In de best gelezen dichteres van Nederland vindt men geen genoegen, maar wel ontroering en troost, met echte tranenvloeden en echte zielen.
De troostende werking van kitsch op het volk is even pijnlijk als onmiskenbaar. Je kunt niet zomaar zeggen dat het oeuvre van Vasalis voornamelijk uit tenenkrommend sentimentele kutgedichten bestaat — daar kwets je heel veel mensen mee.
Vasalis staat niet alleen. Wat te denken van haar voorbeeld Gorter? Wat te denken van dat chagrijnige huilebalkje van een Neeltje Maria Min? Vasalis is slechts verreweg het meest getalenteerd van allen in het opstellen van sentimentele klets die doel treft en troost biedt. Zij is de stem van het kleine geluk en het kleine leed.
Misschien is dit de poëzie die overblijft als een land de flamboyance van de romantiek heeft gemist en het al die tijd heeft moeten stellen met domineeslyriek. Ik weet het niet; die bewering kan ik niet onderbouwen. Maar strontvervelend is het allemaal wel, natuurlijk.