Houellebecq – Le Sens du Combat

Het lijkt er sterk op dat ik me een jaar of wat geleden verveelde. Dat kan natuurlijk niet, want ik verveel me nooit, maar toch, tussen de doorgekopieerde bestanden van een oude harde schijf vond ik wat kladvertalingen van Houellebecq-rijmelarij.

De Tweede Ronde, het letterkundig tijdschrift waar ik af en toe voor schreef, zag er sowieso niets in, gezien het gebrek aan literair gehalte van deze gedichten. Oftewel, de redactie zat niet op Houellebecq te wachten en als ik heel eerlijk ben zat ik zelf ook allerminst op Houellebecq te wachten.

Wat was de zin en richting van zijn strijd? Mei ’68. “De hippies en de activisten van mei ’68 hebben de oude waardenstelsels opgeblazen zonder er iets voor in de plaats te stellen; integendeel, ze zijn opgegaan in de kapitalistische consumptiemaatschappij die ze grotendeels zelf vormgegeven hebben, zich troostend met de zweverij van de New Age,” formuleerde ik nota bene in Wikipedia, over de roman Les particules élémentaires, en iemand vulde aan: “De levenswegen beschreven in deze roman zijn exemplarisch voor het bankroet van de liberale westerse samenleving. Deze roman, vooral gestoeld op de stijl van Aldous Huxley, veroorzaakte daarom vooral in kringen van klassiek links verwarring en woede.”

Exemplarisch voor het universum van Houellebecq dan toch. Extension du domaine de la lutte (1994) vond ik een aardig boek, waarin het leed van de ICT-lul tegen wil en dank in een oppervlakkige en geseksualiseerde consumptiemaatschappij te herkennen is. De in Nederland onbekend gebleven verfilming van Philippe Harel is ook niet onverdienstelijk, hoewel daarin de nadruk is komen te liggen op de ironie en het einde wat is aangepast op wat de filmkijker verondersteld wordt te waarderen. In het oeuvre dat volgt lijkt Houellebecq me toch vooral de hippies en de activisten van toen de schuld te willen geven van zijn eigen depressies en seksuele frustraties, in een vorm en een stijl die gebaseerd is op wie of wat dan ook en op mij vooral wat gezocht overkomt.

Hij heeft wel een punt, natuurlijk. De vrijheidsstrijders van toen zijn de kantoorlullen, directeuren, beursspeculanten, onderwijzers en programmamakers van nu. Ik moet toegeven dat het geen al te verheffend schouwspel is. Misschien is de verworven vrijheid inderdaad beklemmender dan het gezag en het burgerlijk juk van toen.

Le jour monte et grandit, retombe sur la ville
Nous avons traversé la nuit sans délivrance
J’entends les autobus et la rumeur subtile
Des échanges sociaux. J’accède à la présence.

Aujourd’hui aura lieu. La surface invisible
Délimitant dans l’air nos êtres de souffrance
Se forme et se durcit à une vitesse terrible ;
Le corps, le corps pourtant, est une appartenance.

Nous avons traversé fatigues et désirs
Sans retrouver le goût des rêves de l’enfance
Il n’y a plus grand-chose au fond de nos sourires,
Nous sommes prisonniers de notre transparence.

De dag zwelt aan en stort zich uit over de stad
Zonder ons te bevrijden is de nacht vergleden
Ik hoor de bus terwijl het leven zich hervat
De burgers gaan op pad en ik betreed het heden.

Vandaag vindt plaats. Onzichtbaar is het oppervlak
Waaronder ons gekwelde wezen wordt bevroren
En dat zich in der ijl verhardt als zegellak;
Het lichaam, toch, het lichaam blijft ons toebehoren.

Vermoeidheid en verlangen hebben wij doorstaan
De kinderdroom verloor voor ons zijn smaak en waarheid
Er valt niet veel in onze glimlach te verstaan,
Gevangen als wij moeten zijn in onze klaarheid.

Au long de ces journées où le corps nous domine
Où le monde est bien là, comme un bloc de ciment,
Ces journées sans plaisir, sans passion, sans tourment,
Dans l’inutilité pratiquement divines

Au milieu des herbages et des forêts de hêtres,
Au milieu des immeubles et des publicités
Nous vivons un moment d’absolue vérité :
Oui le monde est bien là, et tel qu’il paraît être.

Les êtres humains sont faits de parties séparables,
Leur corps coalescent n’est pas fait pour durer
Seuls dans leurs alvéoles soigneusement murés
Ils attendent l’envol, l’appel de l’impalpable.

Le gardien vient toujours au cœur du crépuscule ;
Son regard est pensif, il a toutes les clés,
Les cendres des captifs sont très vite envolées ;
Il faut quelques minutes pour laver la cellule.

Op dagen dat het lichaam ons bestaan bepaalt,
De wereld ons omvat in ijzeren beknelling,
Die dagen zonder vreugde, voorliefde of kwelling,
Als hemelse zinloosheid op ons nederdaalt

Op weidse velden of in lommerrijk gebied,
Te midden van gebouwen en reclameborden
Kan absolute kennis vlug verworven worden:
De wereld is in wezen wat je voor je ziet.

De mensen zijn uit losse bouwstenen gemaakt
De eenheid van hun lichaam zal niet blijven duren
Voorlopig zit hun wezen vast tussen vier muren,
Terwijl het naar ongrijpbare verlossing haakt

Wanneer het schemert komt dan zonder veel vertoon,
De wacht met alle sleutels, altijd onbewogen,
De as in het cachot is vliegensvlug vervlogen;
En in een mum van tijd is alles weer brandschoon.

APRÈS-MIDI

Les gestes ébauchés se terminent en souffrance
Et au bout de cent pas on aimerait rentrer
Pour se vautrer dans son mal d’être et se coucher,
Car le corps de douleur fait peser sa présence.

Dehors il fait très chaud et le ciel est splendide,
La vie fait tournoyer le corps des jeunes gens
Que la nature appelle aux fêtes du printemps
Vous êtes seul, hanté par l’image du vide,

Et vous sentez peser votre chair solitaire
Et vous ne croyez plus à la vie sur la Terre
Votre cœur fatigué palpite avec effort

Pour repousser le sang dans vos membres trop lourds,
Vous avez oublié comment on fait l’amour,
La nuit tombe sur vous comme un arrêt de mort.

MIDDAG

Onduidelijke daden eindigen in lijden
Na honderd schreden keert men liefst terug, men vliedt
Om zwelgend in de pijn, te rusten in verdriet
En zich van ‘t kwellend zware lichaam te bevrijden.

Het is een warme dag en in de zonnestralen
Ziet u de dartelende jeugd, zo onbevreesd,
Door de natuur genodigd op haar lentefeest
Het spookbeeld van de leegte zal u wel onthalen.

U ondergaat de zwaarte van uw eenzaam vlees
Het Aardse gekrioel vervult u slechts met vrees
Uw uitgeputte hart pompt nog uit alle macht

Het bloed uw veel te zware ledematen in,
De liefde is voor u allang ontdaan van zin,
En als een doodvonnis valt over u de nacht.

Geef een reactie