De stad Saumur aan de Loire is nagenoeg geheel opgetrokken uit roomblanke tufsteen. De daken zijn bedekt met blauwe lei. Zo ook het robuuste kasteel dat het stadsbeeld domineert. Het staat op een hoog gelegen bastion als op een sokkel. Enkele jaren geleden is dat bastion deels ingestort, waardoor de noordwestelijke toren werd gedestabiliseerd. De herstelwerkzaamheden duren een jaar of drie en zijn nog steeds gaande. Oorzaak van de instorting is waarschijnlijk het honderden kilometers lange onderaardse labyrint van tufsteengroeven, dat in de loop der eeuwen is ontstaan.
In Saumur wordt ruim 6 kilometer van het gangenstelsel door de Cave Louis de Grenelle gebruikt om wijn door nagisting op fles een pareling te laten ontwikkelen. Daaronder is opmerkelijk genoeg ook de mousserende rode wijn, die niet erg spectaculair maar zeker aangenaam is. Er liggen 30 tot 50 miljoen flessen. Af en toe ontploft er een. Maar daar kwam ik niet voor.
Ted en Peter schrokken nogal toen ik ineens op de drempel stond. Ze waren geradbraakt na een dag filmen met een ploeg van The History Channel. Vooral Ted was bang dat hij nu ook nog eens Helfrich moest gaan vermaken. Maar er was niets aan de hand: ik kwam slechts om mijn bezoek van de volgende dag aan te kondigen.
Die dag werd er een Nouvelle-Orléans gedistilleerd. De ketels en de constructie van Eiffel zijn al vaak beschreven. Ik was vooral onder de indruk van de kruiden, met name de fruitige alsem. Bijzonder is dat Ted voortdurend op zijn kruiden loopt te kauwen. Ook op die alsem: werkelijk gruwelijk bitter, maar in alle opzichten zonder weerga. Van diverse geheimen werd hooguit een tipje van sluier opgelicht. Ondertussen werd er veel gekeuveld, er werd een deal gesloten en er stormde een buslading Nederlandse toeristen door de distilleerderij. Ted schonk me af en toe wat te drinken in en uiteindelijk besloten hij en Franck Choisne om me maar hele flessen cadeau te doen. Een goed idee.
Natuurlijk is er die dag ook twee keer goed gegeten, met een uitgebreide afzakker. Tijdens het diner in het “Brussels Café” gaven Angela en ik Peter een les in Oostendse waterzooi (“It’s a mess!”) en de afzakker bestond uit een cursus rum drinken, speciaal voor ons verzorgd door onze gastheren in het café van een zekere Pierre. Volgens Peter komt de beste rum ter wereld uit de DOM-TOM’s, al weten de Fransen dat zelf niet. Ik heb er niet veel verstand van, maar ik kreeg sterk de indruk dat hij gelijk heeft. Het krachtige suikerrietaroma herinnerde Ted aan zijn jeugd, wanneer buiten de stad de rietvelden werden gebrand. Ter vergelijking werden nog wat gerenommeerde merken geschonken, om aan te tonen hoe die in het niet vallen bij de engelenpis uit Martinique. Ted en Peter begonnen wat onsamenhangend te praten en kregen soms een vreemde paarse kleur. Ik stond erbij, keek ernaar en zag dat het goed was. Er werd een idee geboren voor een klein project in Nederland, dat niets met absint of rum te maken heeft.
Dan was er nog die merkwaardige tabakslikeur, die als eau-de-vie in een vat stond te rijpen en waarvan een beetje door Ted werd aangesuikerd in een kolf. Het aroma doet wat aan groene thee denken, maar is veel dieper en krachtiger. Tabak, zo leert deze likeur, is niet slechts vieze troep waar je kanker van krijgt, maar een gul en aromatisch kruid dat rust en bevrediging schenkt, zoals de Indianen al vele eeuwen weten. Natuurlijk is er geen zware Van Nelle gebruikt, maar een unieke tabak uit Louisiana, waar de Indianen de Fransen hadden geleerd hoe deze plant te kweken. De technicus bij Combier is een kettingroker, maar slechts een klein trekje van deze tabak bracht hem danig van zijn stuk.
(Gepost op het groenefee-forum op 22-09-2006)