De Feure: de Absintdrinkster

Net als bij veel van zijn collega’s is absint bij Georges de Feure geen object van feestvreugde. De blik van zijn absintdrinkster is triest en enigszins vervreemd. Zij draagt een doodskop als broche op haar sjaal.

Ze heeft het glas niet volgeschonken om een aperitief te genieten alvorens uitgebreid te dineren met haar geliefde. De reden dat zij drinkt staat geschreven in de brief die voor haar op tafel ligt. De afzender is waarschijnlijk de man die linksboven in de achtergrond staat afgebeeld en die zich niet langer voor haar interesseert.

De absint is niet geschonken in een modieus Pontarlierglas, maar in een water- of limonadeglas uit het keukenkastje. De kleur is feuille morte met een zweem groen. De troebeling is doorschijnend. Mogelijk heeft zij te snel geschonken. Mogelijk is het een zwak geaniseerde en bittere absint.

Voor de criticus Henri Franz waren de werken van De Feure kleursymfonieën waarin één grondtoon domineerde. Hier is het de kleur van absint, met de groenige transparantie waarin het tafereel is ondergedompeld als Leitmotiv.

Het weerhield Le Figaro er in 1900 niet van om bij het commentaar van Franz dit werk in turquoise-blauw af te drukken.

(Gepost op het groenefee-forum op 03-12-2007)

Maandagmorgen

Maandagmorgen

De maandag houdt als substantieel
hardnekkig zondags dufheid vast
en remt in menig lichaamsdeel
de taak waarmee het is belast.

En ook de geest werkt niet geheel.
Als ik dan ietwat ongepast
het kiemend zaad der week verspeel,
ben ik mijzelf tot overlast.

O maandag, met je dromerij
die vaak het handelen zo schaadt,
geen dag kent ooit zo’n zwaar reveil!

Ik krijg het elke week te kwaad.
Slechts één orgaan dat groet zo blij
als Memnons Zuil jouw dageraad!

— Serge Helfrich

(Sonnet uit Meulenhoffs Poëziekalender 1995)

Saumur

De stad Saumur aan de Loire is nagenoeg geheel opgetrokken uit roomblanke tufsteen. De daken zijn bedekt met blauwe lei. Zo ook het robuuste kasteel dat het stadsbeeld domineert. Het staat op een hoog gelegen bastion als op een sokkel. Enkele jaren geleden is dat bastion deels ingestort, waardoor de noordwestelijke toren werd gedestabiliseerd. De herstelwerkzaamheden duren een jaar of drie en zijn nog steeds gaande. Oorzaak van de instorting is waarschijnlijk het honderden kilometers lange onderaardse labyrint van tufsteengroeven, dat in de loop der eeuwen is ontstaan.

In Saumur wordt ruim 6 kilometer van het gangenstelsel door de Cave Louis de Grenelle gebruikt om wijn door nagisting op fles een pareling te laten ontwikkelen. Daaronder is opmerkelijk genoeg ook de mousserende rode wijn, die niet erg spectaculair maar zeker aangenaam is. Er liggen 30 tot 50 miljoen flessen. Af en toe ontploft er een. Maar daar kwam ik niet voor.

Ted en Peter schrokken nogal toen ik ineens op de drempel stond. Ze waren geradbraakt na een dag filmen met een ploeg van The History Channel. Vooral Ted was bang dat hij nu ook nog eens Helfrich moest gaan vermaken. Maar er was niets aan de hand: ik kwam slechts om mijn bezoek van de volgende dag aan te kondigen.

Die dag werd er een Nouvelle-Orléans gedistilleerd. De ketels en de constructie van Eiffel zijn al vaak beschreven. Ik was vooral onder de indruk van de kruiden, met name de fruitige alsem. Bijzonder is dat Ted voortdurend op zijn kruiden loopt te kauwen. Ook op die alsem: werkelijk gruwelijk bitter, maar in alle opzichten zonder weerga. Van diverse geheimen werd hooguit een tipje van sluier opgelicht. Ondertussen werd er veel gekeuveld, er werd een deal gesloten en er stormde een buslading Nederlandse toeristen door de distilleerderij. Ted schonk me af en toe wat te drinken in en uiteindelijk besloten hij en Franck Choisne om me maar hele flessen cadeau te doen. Een goed idee.

Natuurlijk is er die dag ook twee keer goed gegeten, met een uitgebreide afzakker. Tijdens het diner in het “Brussels Café” gaven Angela en ik Peter een les in Oostendse waterzooi (“It’s a mess!”) en de afzakker bestond uit een cursus rum drinken, speciaal voor ons verzorgd door onze gastheren in het café van een zekere Pierre. Volgens Peter komt de beste rum ter wereld uit de DOM-TOM’s, al weten de Fransen dat zelf niet. Ik heb er niet veel verstand van, maar ik kreeg sterk de indruk dat hij gelijk heeft. Het krachtige suikerrietaroma herinnerde Ted aan zijn jeugd, wanneer buiten de stad de rietvelden werden gebrand. Ter vergelijking werden nog wat gerenommeerde merken geschonken, om aan te tonen hoe die in het niet vallen bij de engelenpis uit Martinique. Ted en Peter begonnen wat onsamenhangend te praten en kregen soms een vreemde paarse kleur. Ik stond erbij, keek ernaar en zag dat het goed was. Er werd een idee geboren voor een klein project in Nederland, dat niets met absint of rum te maken heeft.

Dan was er nog die merkwaardige tabakslikeur, die als eau-de-vie in een vat stond te rijpen en waarvan een beetje door Ted werd aangesuikerd in een kolf. Het aroma doet wat aan groene thee denken, maar is veel dieper en krachtiger. Tabak, zo leert deze likeur, is niet slechts vieze troep waar je kanker van krijgt, maar een gul en aromatisch kruid dat rust en bevrediging schenkt, zoals de Indianen al vele eeuwen weten. Natuurlijk is er geen zware Van Nelle gebruikt, maar een unieke tabak uit Louisiana, waar de Indianen de Fransen hadden geleerd hoe deze plant te kweken. De technicus bij Combier is een kettingroker, maar slechts een klein trekje van deze tabak bracht hem danig van zijn stuk.

(Gepost op het groenefee-forum op 22-09-2006)

Absintmaan

Zo gingen jaren heen. De kindren werden groot
en zagen dat de man dien zij hun vader heetten,
bewegingloos en zwijgend bij het vuur gezeten,
een godvergeten en vervaarlijke aanblik bood.

Deze slotregels kent iedereen binnen het Nederlands taalgebied die weleens wat anders leest dan ondertitels of de Telegraaf-site vanzelfsprekend uit zijn hoofd.

Terwijl het christendom in de loop van de twintigste eeuw wat is afgebrokkeld, zijn instituties als het huwelijk door de normaliserende machten in de samenleving tamelijk stevig in het zadel gehouden, alsof er niets godvergeten of vervaarlijks aan te bekennen zou zijn.

Hoewel misschien de burgerlijke eeuw bij uitstek, is de heersende moraal zelden zo diepgaand ondervraagd en in twijfel getrokken als in de negentiende eeuw, veelal in vlammend proza.

Het modelhuwelijk verliep in drie fasen van honing via absint naar gal:
– la lune de miel (“honeymoon”)
– la lune d’absinthe
– la lune de fiel

(Gepost op het groenefee-forum op 28-01-2007)

De alcoholicus

Men kan zich op verschillende manieren onderwerpen aan het alcoholisme: als alcoholist of als alcoholicus.

De alcoholist is een patiënt. Zijn drinkgedrag wordt geproblematiseerd door zijn omgeving en door hemzelf. Hij drinkt ook als hij het eigenlijk niet wil. Soms zelfs stiekem.

De alcoholicus staat volledig achter zijn eigen drinkgedrag. Niet zelden drinkt hij minstens zo veel als de alcoholist. De alcoholicus drinkt met smaak. Vaak letterlijk, omdat de smaak hem bevalt. Omdat de smaak hem goed staat. Of om de eetlust op te wekken, of juist om na de maaltijd beter en aangenamer te kunnen spijsverteren. Om het eten zelf beter te laten smaken door het te paren aan een passende wijn. Hij drinkt niet stiekem, maar altijd openlijk en op gepaste tijden. Nooit hangt hij ziek boven de toiletpot. Soms drinkt hij om gedachten los te weken. Een enkele keer poëzie.

Bij zeldzame gelegenheid dient zijn drank als sociaal smeermiddel, maar dat is altijd bijzaak, want de werkelijke antipode van de alcoholicus is niet de alcoholist of de geheelonthouder, maar een monsterlijk voortbrengsel van dit tijdsgewricht: de sociaal drinker.

(Gepost op het groenefee-forum op 13-03-2006)

De sociaal drinker

Laat ik er maar voor uitkomen: ik veracht de sociaal drinker. Van alles wat drank te bieden kan hebben, waardeert de sociaal drinker slechts het meest oppervlakkige: het sociaal smeermiddel. Hoge eisen stelt hij niet. Tsjechische absint, doodgefilterd maïsbier, met essence-jenever op te waarderen tot “kopstootje”, limonadewijn, alcopops… al deze narigheid hebben we te danken aan de sociaal drinker, die zulke lage eisen stelt aan wat zich onder de kurk of dop bevindt.

Drinken zou een bij uitstek individuele en asociale bezigheid moeten zijn. Dat zou het werkelijk de moeite waard maken. De drank als vriend of vriendin die het leven daadwerkelijk verrijkt.

Toch, de sociaal drinker hoedt de burgermoraal, meer nog dan de reactionaire geheelonthouder dat doet. Dat moet toch ook gebeuren. Er is geen smaak voor nodig, geen oorspronkelijk idee en al helemaal geen muze.

(Gepost op het groenefee-forum op 13-03-2006)

Aan het kruis: de schoonheid en het beest

Op het groenefee-forum vonden wij de volgende aantekening, naar aanleiding van de Rops-expositie in de Rotterdamse Kunsthal en de absintexpositie in het Ropsmuseum te Namen, beide in 2005.

In het zwart-romantische symbolisme van Félicien Rops worden tegengestelde grootheden samengebracht in pornografische en satanistische thema’s: liefde en pijn, lust en dood, God en Satan. Een explosie van opgeschorte seksualiteit, vanuit een diep religieus gevoel.

http://www.kunsthal.nl/22-317-Felicien_Rops.html

http://nl.wikipedia.org/wiki/Félicien_Rops

En in 2006:

Op de laatste Furiosi-bijeenkomst maakte ik kennis met de barones Von Puttkamer (1881-1944), een Pruisische aristocrate die gedichten schreef onder de naam Marie Madeleine. Zij trad in het voetspoor van de Franse verdoemde dichters. De bundel “Auf Kypros” die zij op negentienjarige leeftijd publiceerde is opgedragen aan Félicien Rops. We vinden er het vrouwelijke fantasma in terug van Maria Magdalena, masturberend aan de voet van het Kruis.

http://www.sappho.com/poetry/m_madeln.html

Voorkom alcoholschade?

De traditie van het “elfuurke” leeft hier nog altijd. Zo kennen we de Frühstückskorn, een doorgaans neutraal graandistillaat (Korn) dat traditioneel bij het tweede ontbijt, na de eerste landarbeid wordt gedronken, als oppepper.

Zo stonden we hier op een stralende ochtend langs de afscheiding te keuvelen (“kuieren”, zoals dat hier merkwaardig genoeg heet) met de buren. Hollanders. De landeigenaar plaatst een dienblad op de schutting en serveert een clandestien gestookte klare uit. De Hollanders weten niet wat ze overkomt, maar ze vinden het geweldig. Het gesprek verlevendigt en de sterke verhalen komen los.

Sterke drank hoort hier nog echt bij het leven. Je kunt het overal krijgen. Bij de supermarkt, bij de drogist, bij de benzinepomp of gewoon ergens op een erf.

Ondertussen wordt het aan de andere kant van de grens steeds moeilijker om nog iets fatsoenlijks te drinken te vinden. En met agressieve campagnes wil men het “gebruik” van alcohol nog verder terugdringen, vooral onder de jeugd.

Ze hebben nu weer bedacht dat het slecht voor puberhersenen is om te drinken. Je hoeft als puber niet meer te leren een passende wijn bij het eten te waarderen, maar wordt geacht de gebruikelijke alcoholvrije, synthetische brol weg te slurpen. Of desnoods een vruchtensapje. In het allerkwalijkste geval een beker melk. Dat is namelijk beter voor je hersenen en – hou je vast – beter voor je seksuele ontwikkeling!

Ik verkeerde tijdens mijn puberteit geregeld in een alcoholroes. Ook heb nooit zoveel zware katers gehad als tijdens die jaren. Ik heb niet de indruk dat mijn vitale functies er erg onder geleden hebben. Ik heb een academische studie met betrekkelijk groot gemak succesvol afgerond en de geslachtsdrift had af en toe wel een beetje minder gemogen. Er zal heus wel ergens wat schade zijn waar ik niets van merk. In het leven loop je nu eenmaal onvermijdelijk wat averij op.

Wat te denken van die hersenschade? In een land als Nederland, waar de onderwijsmachinerie aan de lopende band analfabeten produceert, waar naar ik schat 95% van de bevolking niet in staat is een regelmatig werkwoord in de moerstaal te vervoegen en waar politiek en media zich zonder enige schaamte inspannen om een zo groot mogelijke doelgroep van verstandelijk gehandicapten te bereiken, is het daar niet juist een belangrijk voordeel om met hersenschade te leven?

Kees van Dongen: de Absintdrinkster

Dood en seksualiteit worden op karikaturale wijze verenigd in Van Dongen’s aquarel La Buveuse d’Absinthe (de absintdrinkster). Een schedel staart grijnzend naar de karmijnrode onderkant van een dronken vrouw, terwijl zij hem uitdaagt met haar handschoen, een freudiaans symbool voor het vrouwelijk geslacht. Een tweede freudiaans symbool is de hoge hoed, die staat voor mannelijkheid en machismo.

Waar is de tweede handschoen gebleven? De schedel zit erbovenop, al lijkt het eerder dat hij gedragen wordt door kikkerpootjes: een bizar fabeldier met een hoge hoed.

Kikkers en schedels zijn vaker met elkaar in verband gebracht. De kikker boven op de schedel is een overgeleverd symbool van scherpzinnigheid en opmerkzaamheid. Die voorstelling komt voor in de overvloedige ornamentiek aan de gevel van de universiteit van Salamanca en heeft op zichzelf niets te betekenen, maar een student die er na binnenkomst een vraag over stelde gaf blijk van zijn opmerkzaamheid en wetenschappelijke nieuwsgierigheid. Zo creëerde het symbool zijn eigen betekenis.

Van Dongen’s schedel gedragen door het onderstel van een kikker staat hoe dan ook voor het omgekeerde: naast dood, roes en seksualiteit treedt “abrutissement” – de verdierlijkte afstomping – op de voorgrond.

(Gepost op het groenefee-forum op 10-07-2005.)