Zelden heb ik zo veel van mijn ouders gehouden als op de dag dat ik voor het eerst een frikandel at. Ik ben niet “beschermd” opgevoed, maar diverse verschrikkingen uit de omliggende wereld zijn mij als kind in een allochtoon gezin bespaard gebleven. Het zal rond het begin van de puberteit geweest zijn dat het ontdekken begon, de leeftijd waarop je met klasgenoten en vrienden eropuit trekt en waarop bovendien het grote incasseren dat het leven is een aanvang heeft genomen. De frikandel kon daar wel bij, hoe onaangenaam de ervaring ook was.
De frikandel staat niet alleen, maar behoort doet een arsenaal van versnaperingen, in een snackcultuur van smeerpijperij die in de hele wereld geen weerga kent. Deze cultuur manifesteert zich in zogenaamde cafetaria’s. De gebrekkigheid van dat woord – wat zou in vredesnaam een cafetaria moeten zijn? – wijst er al op dat er iets helemaal niet in den haak is. De “patatjes speciaal” en de “vleessnacks” dragen er bij aan een walm die uniek is voor Nederland en die wellicht samen met de margarine uit de burgerkeuken de olfactorische signatuur van het land bepaalt, zoals in de hel alles naar zwavelige dampen riekt.
Je kunt je afvragen of de Nederlander deze verschrikkingen echt zelf wil. De Imbissbude die hier in Wyler nagenoeg op de landsgrens staat is een goudmijn. De klanten zijn voornamelijk Nederlandse werklui uit de regio, ongecompliceerde mensen die de voorkeur geven aan eetbaar voedsel. De formule is simpel: als je een broodje worst bestelt krijg je een broodje worst en niet, zoals aan de andere kant van de grens, een spons met wee en licht zurig, tot drol geperst slachtafval.
Een ander (willekeurig) voorbeeld is de friettent Van Gogh in Amersfoort. Daar worden de aardappelen in de zaak tot friet gesneden en op z’n Belgisch dubbel gefrituurd. Ze hebben er zelfs Belgische mayonaise. Helaas hebben ze ook de gebruikelijke mierzoete junksauzen zoals Hollandse mayonaise (“frietsaus”) en joppiesaus, en natuurlijk vleessnacks als de verderfelijk stinkende pikanto. Maar goed, je mag geen wonderen verwachten. Dat de zaak zo goed loopt vanwege de friet heeft toch iets weg van een lichtpuntje.
De frikandel is hoe dan ook de Nederlandse vleessnack par excellence. Je vraagt je af wat er in de uitvinder gevaren moest zijn. Je zou denken dat hij een snack heeft willen ontwikkelen die in alle opzichten zo weerzinwekkend mogelijk is: de geur, de vorm, de kleur, de textuur, de consistentie en de smaak. Alleen kijken naar een frikandel, of het ding aanraken, is al buitengewoon onplezierig. En als je de frikandel dan toch gegeten hebt is het leed nog lang niet geleden. Urenlang zul je er bij iedere geringe oprisping pijnlijk aan herinnerd worden wat je gedaan hebt.
Met het woord “frikandel” is iets bijzonders aan de hand. In de aangrenzende landen kennen we de frikadel. Dat is een gekruide en meestal vrij uiige gehaktbal of -schijf. Bepaald geen delicatesse, maar het is wat het is, namelijk gehakt. In een eerdere versie van het Wikipedia-artikel “Frikandel” stond vermeld dat men in Europese landen de frikadel kent. Die formulering beviel me, want de suggestie werd erdoor gewekt dat Nederland gustatief geen Europees land is. Het ligt op de gastronomische landkaart binnen de frikadellengrens, maar ze hebben er geen frikadellen. In plaats daarvan hebben ze iets nieuws uitgevonden, iets eigens: de frikandel met een ‘n’.
De frikandel werd uitgevonden in het herrijzend Nederland van de sombere jaren 50. Het vreemde is dat het vervolgens een halve eeuw heeft geduurd voordat het woord “frikandel” in de spelling werd opgenomen. Van Dale en de Taalunie hebben het bestaan van de frikandel al die tijd ontkend! En dat terwijl de Europese frikadel wél in hun woordenlijsten was opgenomen.
Het ding “frikandel” was in de landstaal niet gekoppeld aan een woord “frikandel.” Het zweefde rond in een soort imaginaire oerwerkelijkheid buiten de taal en mocht blijkbaar niet officieel benoemd worden. Toch sprak iedereen erover. Het is onmogelijk om iets alomtegenwoordigs consequent niet te benoemen. Het probleem is een jaar of wat geleden verholpen. De frikandel bestaat nu volop.